{"id":2901,"date":"2024-12-19T20:18:50","date_gmt":"2024-12-19T20:18:50","guid":{"rendered":"https:\/\/www.mrgroenewoud.nl\/?p=2901"},"modified":"2024-12-19T20:18:50","modified_gmt":"2024-12-19T20:18:50","slug":"klachtvereiste-bij-belaging-in-verhouding-met-evrm","status":"publish","type":"post","link":"https:\/\/www.mrgroenewoud.nl\/klachtvereiste-bij-belaging-in-verhouding-met-evrm\/","title":{"rendered":"Klachtvereiste bij belaging in verhouding met EVRM"},"content":{"rendered":"
Als voorvraag voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld, dient de rechtbank te beoordelen of het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte, omdat de verdediging stelt dat er geen klacht is ingediend door het slachtoffer. Belaging is een klachtdelict.<\/p>\n
“Anders dan in de jurisprudentie vaker wordt aangenomen, zal de rechtbank niet het moment waarop de belaging tot een einde is gekomen als aanvangsdatum van de klachttermijn termijn nemen, maar het moment waarop het slachtoffer een getuigenverklaring heeft afgelegd. Verdachte heeft zich gedurende een periode van zes jaren schuldig gemaakt aan de mishandeling en de belaging van zijn toenmalige levensgezel. Daarbij werd het huiselijk geweld gekenmerkt door een patroon van controle en dwang (intieme terreur). Verdachte wordt vrijgesproken van de bedreiging van zijn levensgezel, omdat de specifieke bedreigingen die op de tenlastelegging staan niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Verdachte heeft zich daarnaast gedurende een periode van ongeveer twee jaren schuldig gemaakt aan ontucht met zijn stiefdochter. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar (met aftrek van het voorarrest) en legt aan verdachte een maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op. Daarnaast wordt een gedragbe\u00efnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd.<\/p>\n
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat belaging een klachtdelict is vanwege privacy overwegingen. In het wetsvoorstel staat vermeld:<\/p>\n
” In haar brief van 6 maart 1997 schrijft de minister van Justitie dat de aangifte-bereidheid vermoedelijk niet zeer groot is omdat door de strafvervolging ook de privacy van het slachtoffer in meerdere of mindere mate in het gedrang komt. De relatie van de belager tot het slachtoffer kan in de publiciteit komen alsmede de motieven van de dader, die veelal hoofdzakelijk van seksuele aard zijn. Ondergetekenden zijn van mening dat het aan het slachtoffer is om te beoordelen of hij of zij wil dat een strafvervolging wordt ingesteld. Bij het afwegen van die keuze kan het slachtoffer ook de mogelijkheid betrekken dat intieme details naar buiten zullen worden gebracht. Dit is de reden, waarom ondergetekenden ervoor kiezen het misdrijf van belaging tot een klachtdelict te maken. Wil een slachtoffer geen klacht doen van belagen, dan staat het politie en justitie niet vrij om strafvervolging in te stellen. Door het vereiste van het indienen van een klacht wordt het slachtoffer zich er van bewust dat de strafvervolging te zijner tijd kan leiden tot een confrontatie met de belager, bijvoorbeeld ter gelegenheid van het getuigenverhoor op de openbare terechtzitting.<\/em>”<\/p>\n In Nederland wordt het volledig aan het slachtoffer gelaten of een klacht wordt ingediend over de belaging. In voornoemde uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland was er niet alleen sprake van belaging, maar ook mishandeling en intieme terreur. Voor de overige feiten is geen klacht nodig, terwijl ook dan betoogd kan worden dat het aan het slachtoffer zou moeten zijn of er een vervolging plaatsvindt.<\/p>\n Het EHRM schenkt weinig aandacht aan de mogelijke negatieve gevolgen van het vervolgen van huiselijk (psychologisch) geweld. In plaats daarvan richt het zich voornamelijk op de kwetsbaarheid van het slachtoffer en het publieke belang bij vervolging. Zo overweegt het Hof in de zaak Volodina tegen Rusland (nr. 1)<\/em><\/a> bijvoorbeeld:<\/p>\n “Het herhaalt dat de bepalingen in de Russische wetgeving, die een strafrechtelijk onderzoek strikt afhankelijk maken van de instemming van het slachtoffer, onverenigbaar zijn met de verplichting van de Staat om alle vormen van huiselijk geweld te bestraffen. Gezien de bijzonder kwetsbare situatie van slachtoffers van huiselijk geweld, moet het wettelijke kader de autoriteiten in staat stellen om zaken van huiselijk geweld ambtshalve te onderzoeken als een kwestie van openbaar belang en om degenen die verantwoordelijk zijn voor dergelijke handelingen te bestraffen…<\/em>”<\/p>\n Met andere woorden, huiselijk geweld mag niet op een zodanige manier worden strafbaar gesteld dat vervolging alleen mogelijk is op basis van een klacht, verzoek of andere initiatief van het slachtoffer. Verder meent het Hof dat als er een strafrechtelijke klacht is ingediend maar het slachtoffer deze intrekt, de vervolging soms moet worden voortgezet vanwege het openbare belang.<\/p>\n