{"id":2905,"date":"2025-01-04T11:21:13","date_gmt":"2025-01-04T11:21:13","guid":{"rendered":"https:\/\/www.mrgroenewoud.nl\/?p=2905"},"modified":"2025-01-13T10:11:14","modified_gmt":"2025-01-13T10:11:14","slug":"de-drempel-van-artikel-3-evrm-bij-huiselijk-geweld","status":"publish","type":"post","link":"https:\/\/www.mrgroenewoud.nl\/de-drempel-van-artikel-3-evrm-bij-huiselijk-geweld\/","title":{"rendered":"De drempel van artikel 3 EVRM bij huiselijk geweld"},"content":{"rendered":"

Huiselijk geweld in het kader van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (deel 1)<\/strong><\/h3>\n

De drempel van artikel 3 EVRM<\/h4>\n

Op 12 december 2024 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak van Hasmik Khachatryan v Armenia[1]<\/a> een belangrijke beslissing genomen over de positieve verplichtingen van Staten bij huiselijk geweld. Ook wordt in deze zaak voor het eerst geoordeeld dat slachtoffers immateri\u00eble schadevergoeding moeten kunnen vorderen.<\/p>\n

Voordat deze verplichtingen gelden, moet de drempel van artikel 3 EVRM worden gehaald.<\/p>\n

Deze bijdrage richt zich op de vraag welke drempelvereisten het EHRM hanteert om huiselijk geweld aan te merken als een schending van artikel 3. Daarbij wordt geput uit belangrijke uitspraken zoals\u00a0Volodina v. Russia<\/em>\u00a0en\u00a0Tunikova v. Russia<\/em>, waarin het Hof verduidelijkte hoe de aard, context en impact van dergelijk geweld kunnen leiden tot een schending van het verbod op onmenselijke of vernederende behandeling.<\/p>\n

In de context van huiselijk geweld krijgt artikel 3 bijzondere betekenis. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft meermaals benadrukt dat dit soort geweld niet alleen een schending is van lichamelijke integriteit, maar ook van psychisch welzijn en menselijke waardigheid. Huiselijk geweld kan, afhankelijk van de omstandigheden, vallen onder de reikwijdte van artikel 3, zelfs zonder fysieke schade.<\/p>\n

Artikel 3 EVRM: De drempel voor onmenselijke of vernederende behandeling<\/strong><\/p>\n

Artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) stelt dat niemand mag worden onderworpen aan folteringen, noch aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in verschillende zaken deze bepaling nader uitgelegd en de drempel gespecificeerd die bereikt moet worden om schending van artikel 3 vast te stellen. Twee belangrijke arresten op dit gebied zijn\u00a0Volodina v. Russia<\/em>\u00a0en\u00a0Tunikova v. Russia<\/em>.<\/p>\n

Overwegingen in\u00a0Volodina v. Russia<\/em><\/strong><\/p>\n

In\u00a0Volodina v. Russia<\/em>\u00a0benadrukte het Hof dat mishandeling een minimumniveau van ernst moet bereiken om binnen de reikwijdte van artikel 3 te vallen. Of aan deze drempel is voldaan, hangt af van:<\/p>\n